De gemeente Den Haag heeft een behoorlijk areaal aan bruggen en 65 kilometer aan kademuren, waarvan nog zo’n 20 kilometer gestructureerd verbeterd en vervangen moeten worden. De afdeling stedelijk beheer realiseert zich dat het areaal verslechterd als er niets verandert aan de manier waarop ze gewend zijn te werken. Ze nemen de processen binnen de organisatie onder de loep en besluiten dat het helemaal anders moet. De organisatie moet veranderen in een lerend programma om de twee doelen, tijdig vervangen en een veilig areaal, te kunnen halen.

Het probleem is dat het vervangingstempo van de kademuren bepaald wordt door de capaciteit, niet zozeer door wat het verslechterende areaal nodig heeft. Als blijkt dat de fundering aangetast wordt door bacteriën wordt duidelijk dat het tempo flink omhoog moet.  Klompmaker: “Die omslag hebben we gemaakt. We hebben gezocht naar een manier om onze productie op te voeren van ongeveer 200 meter naar 1 kilometer en nu moeten we dat 20 jaar volhouden. We hebben het programma in 2017 vast laten stellen door de raad. In 2018 is de looptijd van het uitvoeringsprogramma in gegaan voor 4 jaar, en in dat eerste jaar is het al gelukt om die kilometer te halen”.

Het geheim van de omslag
Hoe doe je dat, zo’n grote stap maken met hetzelfde team? Klompmaker verklapt het geheim. “Het verschil zat voornamelijk in de onderlinge samenwerking tussen Stedelijk Beheer en ons eigen ingenieursbureau. Rollen en verantwoordelijkheden klopten niet, ik had het idee dat onze technische mensen van allerlei dingen aan het doen waren waarvan ik dacht ‘dat moeten wij als opdrachtgever doen’ en omgekeerd. We zijn toen de rollen beter gaan scheiden en verduidelijken. We maakten aan de kant van ons eigen ingenieursbureau een projectorganisatie die we echt als projectenmachine zien. Stedelijk Beheer is als opdrachtgever een beetje op afstand gaan staan en we zorgen dat wij de programmering en de doelen scherp hebben. Meer op afstand sturen zonder dat we ons overal mee bemoeien. Dus de grootste stap was eigenlijk dat het projectbureau een projectteam heeft samengesteld met vaste mensen die leren van de ene kade zodat ze de opgedane kennis gelijk kunnen toepassen op de volgende en er een steile leercurve ontstaat”.

Samenwerkingsmodel
Binnen de organisatie was het geen kwestie van niet willen veranderen, maar eerder niet weten hoe. Klompmaker start anderhalf jaar voordat het derde meerjarenprogramma begint om de teamleden in hun juiste rol te zetten. Ook al bestond het team uit dezelfde mensen, de lijntjes lopen anders en dat is wennen. Het was daarbij zeker een voordeel dat Klompmaker in 2015 zelf is overgestapt van het Ingenieursbureau naar Stedelijk Beheer. Vanaf dat moment werken de twee afdelingen intensiever samen.

De basis voor de organisatieverandering is het zogenaamde “samenwerkingsmodel”. Het is een zandloper met aan de bovenkant de opdrachtgevende organisatie, de assetorganisatie en de projectenmachine onderaan. Hierin zijn de rollen en verantwoordelijkheden helder gescheiden. Aan de ene kant verbonden met elkaar via het controlspoor, financieel-administratief, aan de andere kant bevindt zich een gezamenlijk kennisspoor in de vorm van een denktank.

Hoe ontstaat zo’n model? Gaat het in andere grote steden ook zo? Klompmaker legt uit dat het onderste gedeelte gebaseerd is op het IPM model van Rijkswaterstaat. Den Haag heeft toegevoegd   hoe het onderste gedeelte van de zandloper verbonden is met de bovenkant. “In Amsterdam werken ze voor een deel ook met dit model. Wij leren van Amsterdam en zij van ons. Dat is het leuke van werken voor overheden. Elke stad werkt tenslotte met publiek geld. RWS en provincies ook. Vanuit opdrachtgeversperspectief is het streven daarom altijd naar “Best value for taxpayer’s money”. Als wij in onze haven iets hebben, laten we dan eens kijken of ze ons bij het ingenieursbureau in Rotterdam eens kunnen helpen. Dat we het wiel niet allemaal zelf uit hoeven te vinden. Er is al heel lang een uitwisseling in G4 verband over dit soort methodes en de technische uitdagingen. Het is niet zoals bij marktpartijen, die gaan niet zo snel langs bij concurrenten. Die mogelijkheden hebben wij wel en dan vind ik ook dat je ze moet benutten”.

Lerend vermogen en duurzamer werken
Het projectteam gaat aan de slag en vervangt niet alleen wat er al was, maar verbetert het areaal ook voor de toekomst. Zo wordt er gezocht naar diervriendelijke oplossingen en ecologische verbeteringen. Een van die ecologische verbeteringen is bijvoorbeeld de Ecowand die bij op de Toussaintkade is toegepast. De Ecowand , ‘in huis’ door de gemeente Den Haag ontwikkeld, zorgt ervoor dat er een diverse muurvegetatie, onder andere varens, kan ontstaan. De stadsecoloog en de cultuurtechnicus maakten een proefopstelling om te kijken wat de varens nodig hebben. Hieruit kwam naar voren dat er kalk toegevoegd moet worden aan de metselspecie in de voegen en dat dit een beetje vochtig moet blijven. De gemeente lost dit op door een soort spons achter de kademuur te bevestigen die in het water steekt zodat de achterkant van de muur en de voegen vochtig blijven. Er zijn nog geen langetermijnresultaten, maar het geeft wel aan hoe de gemeente kansrijke biotopen aanlegt.

“We zijn gaan nadenken hoe we ons werk sowieso duurzamer kunnen doen’, gaat Klompmaker verder. “Je bent 9 maanden tot een jaar bij mensen voor de deur rommel aan het maken en als je pech hebt staat er ook een dieselaggregaat allerlei pompen aan te sturen. We hebben gekeken of we alles elektrisch zouden kunnen doen, maar dat gaat nog niet. We zijn wel gaan kijken hoe we zover mogelijk konden komen”.  De gemeente doet een marktverkenning, waarbij blijkt dat het toch lastig is om alles met elektrisch materiaal te doen. Allereerst kun je voor sommige werkzaamheden niet genoeg kracht zetten en daarnaast is de duur van de batterij een beperkende factor. Er zijn nog te weinig bouwmachines die het echt een dag volhouden, zodat je nu al gauw twee graafmachines nodig hebt, wat uiteraard niet wenselijk is.  “We zijn wel gaan nadenken waarom we nou zo’n dieselaggregaat hebben staan. We kwamen erachter dat de aannemer op het moment van gunning nog een paar maanden heeft om zijn spullen te bestellen en de bouwplaats in te richten. Maar die tijd is korter dan het energiebedrijf nodig heeft om een elektriciteitsaansluiting op de bouwplaats te maken. Die hebben wij dus van tevoren aangelegd zodat de aannemer er gebruik van kan maken. Kleine veranderingen in de werkwijze, maar wel met een groot effect. Dat is het leuke van deze werkwijze, binnen het programma hebben we de ruimte om met dit soort ideeën te komen”.

Elk aspect van de werkwijze wordt tegen het licht gehouden en besproken. Zo ook de natuurstenen banden op de kade. Vanuit de ontwerpers was er de wens om deze, zoals het oorspronkelijk was ingericht, weer terug te leggen op de kade. Klompmaker was terughoudend om ze in te kopen, want hoewel oneindig lang meegaand, is het nog wel een vraag hoe duurzaam natuursteen is. Als de in Europa gewonnen natuursteen naar Azie gaat om verwerkt te worden en dan weer terugkomt per schip, betekent dat een gigantische CO2 footprint. Bovendien is het ook best lastig om natuursteen maatschappelijk verantwoord in te kopen met betrouwbare certificaten. Dan blijkt dat bij een ander project in Den Haag natuurstenen banden juist gesloopt worden. Die kunnen natuurlijk prima gebruikt worden voor de kademuren.  Deze constatering is een simpflicering van de werkelijkheid, want ook bij zo’n eenvoudig gegeven zijn er nog zaken waar de organisatie van leert. Waar laat je dat gesloopte materiaal bijvoorbeeld als er geen opslag is? Ander punt is dat er in het vervolg eisen gesteld moeten worden aan het slopen. De 100 jaar oude korstmossen hadden ze eigenlijk ook over willen zetten, maar dat kan niet door de wijze waarop het gesloopt is. Klompmaker beschouwt het als leermomenten om mee te nemen naar het volgende project.  “Lerend vermogen is heel belangrijk binnen het programma. We hebben een aantal kennisvragen waar we beter in worden. Als het lukt hebben we daar nog ruim 100 keer plezier van en als het mislukt hebben we het in ieder geval geprobeerd. Dat is de gedachte die erachter zit en dat werkt best wel stimulerend. Ik denk dat we een hele steile leercurve hebben omdat we dit soort innovaties juist niet door externen laten doen. Het is een bewuste keuze om het zelf te doen. Ook bij nieuwe contractvormen kunnen we best deskundigheid van buiten gebruiken, maar onze eigen mensen moeten deel uitmaken van het team. Bij een team van alleen maar externen weet je dat de opvolging in het volgende project nul is. Als specialisten, constructeurs en cultuurtechnici allemaal gewerkt hebben aan die oplossing, hebben ze ’m letterlijk zelf in de vingers en dan is de kans dat ze de oplossing bij een volgend project weer toepassen megagroot”.

Boomreddende vervangingsmethode
Over een paar weken start het project Prinsessewal, naast de koninklijke stallen en de paleistuin. In dit project versterkt de gemeente de kademuren met groutpalen. De oorspronkelijke fundering wordt vervangen door grout, een soort betonmengsel. Dat gebeurt door gaten te boren in de kademuur, waarna aan de bovenkant van het gat een lans naar binnen gaat tot een bepaalde diepte. Dan wordt er onder hoge druk een betonmengsel uit die lans omhoog gespoten waardoor er een paal ontstaat. Dat doen ze over de lengte, zodat de palen aansluiten en het weer een dichte wand wordt en een nieuwe draagconstructie onder de muur ontstaat. Die wordt vervolgens opnieuw opgemetseld en mooi gemaakt. Het grote voordeel van deze methode is niet alleen dat het een hele efficiënte werkwijze is, maar vooral ook dat de bomen op de gracht gewoon kunnen blijven staan. Voordat het project begint krijgen de bomen een injectie met voedingsstoffen om ze nog even een boost te geven. Hoewel de groutmethode in Utrecht, Rotterdam en Amsterdam op enkele plekken is gebruikt, is het nog nooit op zo’n grote schaal toegepast als fundering voor kademuren.  Maar als het ergens lukt, dan is het op de Prinsessewal. De kademuur is daar iets dikker dan elders in de stad en de bomen staan iets verder naar achteren, dus Klompmaker heeft er goede hoop op dat deze methode succesvol is. Bij de Noordwal lukt het bijvoorbeeld niet, daar is de muur dunner en staan er kastanjes boven met een hele lage werkhoogte. Daar heeft de gemeente wel 10 varianten uitgezocht om de bomen te behouden, maar zijn er geen methodes gevonden die dat voor elkaar krijgen op die locatie. Toch kunnen even voorbij de Noordwal aan de Lijnbaan wel 2 of 3 kastanjebomen gered worden met een andere innovatieve werkmethode, die anders zeker omgezaagd zouden worden.

Energie opwekken met de kademuren?
In de toekomst wil de gemeente Den Haag ook energie gaan opwekken met de kademuren. Een aantal technische specialisten van het ingenieursbureau hoorde op de Infratech van een damwandenleverancier dat het mogelijk is om energie op te wekken uit damwanden bij kademuren. Dit is direct opgepakt in het programma, waarna ze een aantal mensen van de universiteit van Aken uitnodigen om te vertellen hoe de methode in elkaar zit. Zij presenteren een systeem wat uiteindelijk te weinig rendement en te veel beheersvragen met zich meebrengt, maar de interesse is definitief gewekt. “Dit heeft nog niet geleid naar een proefproject, daar zijn we nog naar op zoek, maar ik denk dat we in ons volgende programma wel een pilot gaan doen met warmte opwekking uit de gracht, gekoppeld met een kademuur’, zegt Klompmaker. “Dat zoiets ontstaat door iemand die op een beurs loopt en meedenkt, vind ik fantastisch. Dat is echt het gevolg van dat samenwerkingsmodel. Iedereen voelt zich verantwoordelijk en ik denk dat dat het meest waardevolle is van wat we nu hebben staan”.